Neuropsychologische functiestoornissen

Neuropsychologische functiestoornissen

WAT ZIJN NEUROPSYCHOLOGISCHE FUNCTIESTOORNISSEN?


Om activiteiten goed te kunnen doen, zijn cognitieve vaardigheden nodig als geheugen, planning en oriëntatie. Cognitie is een begrip uit de neuropsychologie.

Cognitie betreft de hersenfuncties die nodig zijn voor waarnemen, denken, het onthouden van kennis en deze kennis op een goede manier toepassen.


Van een CVA (beroerte) kan men ernstige zichtbare gevolgen overhouden zoals geheel of gedeeltelijke verlamming links of rechts van het lichaam, slecht of niet kunnen praten en verward praten (dysartrie, apraxie, afasie).  Maar ook onzichtbare gevolgen die de buitenwereld niet ziet. Dit zijn onder andere karakterveranderingen (emoties en gedrag), vermoeidheid, concentratieproblemen en problemen met zicht.

Het is niet zo dat iedereen deze gevolgen na een beroerte in dezelfde mate heeft. Dit kan per persoon erg verschillen. Geschat wordt dat zo’n driekwart van de mensen na een beroerte één of meerdere cognitieve problemen heeft.

De onzichtbare gevolgen kunnen overigens ook optreden als gevolg van ander niet aangeboren hersenletsel (NAH), bijvoorbeeld na een ongeval of een hersentumor.



Enkele gevolgen op het gebied van cognitie:


Problemen met aandacht en concentratie


  • Problemen met het richten van de aandacht ergens op (een gesprek, een activiteit, een oefening).


  • Problemen met het vasthouden van de aandacht op de activiteit.


  • Problemen met het verdelen van de aandacht. Als dit moeilijk gaat, is het bijna niet mogelijk om twee dingen tegelijk te doen. Zoals een gesprek voeren tijdens het afwassen of een gesprek volgen met meerdere personen.



Neglect


Neglect is een stoornis die veel voorkomt bij beschadiging in de rechterhersenhelft (met uitvalsymptomen links). Iemand heeft geen aandacht voor de aangedane (meestal linker)kant: mensen negeren de aangedane zijde en de ruimte daaromheen. Maar neglect kan ook ontstaan als er beschadiging is in de linkerhersenhelft (met uitvalsymptomen rechts).


Neglect kan in het dagelijks leven allerlei problemen met zich meebrengen:


  • Als iemand op een stoel zit of op bed ligt, hangt de verlamde arm steeds omlaag. Zo ontstaan snel verwondingen die door het neglect ook minder opgemerkt worden.


  • De patiënt loopt steeds tegen dingen aan de aangedane kant aan (obstakels, deurpost).


  • De patiënt negeert mensen die aan de verkeerde kant staan.


  • Bij het eten vergeet de patiënt de ene helft van het bord leeg te eten.


  • Bij het scheren doet de patiënt maar één helft van het gezicht.


  • In het verkeer is een neglect levensgevaarlijk omdat iemand zaken aan de aangedane kant niet waarneemt.


  • In extreme gevallen herkent de patiënt zijn verlamde arm en been niet meer als zijn eigen ledematen. Hij heeft het gevoel dat er een vreemd been in bed ligt.



Mentale traagheid


  • Denken gaat trager en kost veel meer tijd en aandacht.


  • Als alles in het hoofd trager verloopt, lijkt de buitenwereld een versneld afgespeelde film. Het kost dan ook veel energie om dat allemaal te volgen.


  • Als er veel tegelijk wordt gezegd of gedaan, kan iemand het tempo al snel niet meer aan.


  • Mentale bezigheden als een boek lezen of geld overmaken, nemen veel tijd in beslag en zijn vermoeiend.



Problemen met het geheugen


  • Nieuwe informatie onthouden kost veel meer tijd dan voorheen en blijft vaak niet goed hangen.


  • Het opdiepen van informatie uit het geheugen gaat moeilijker.


  • Na een beschadiging herkennen mensen bepaalde voorwerpen niet meer of herinneren ze zich bepaalde gezichten niet meer.



Problemen met het handelen: apraxie


Apraxie is een cognitieve stoornis, waarbij iemand handelingen niet goed meer kan uitvoeren.


  • Hij gebruikt bijvoorbeeld een vork om soep mee te eten. Of hij draait een handeling om, zoals bij het aankleden eerst de pantalon aandoen en dan de onderbroek.


  • Vaak zijn handelingen die bestaan uit meerdere stappen het moeilijkst. Voorbeelden hiervan zijn koffiezetten of telefoneren.


  • Problemen met oriëntatie


  • Iemand weet niet goed welke datum het is of waar hij precies is.


  • De ruimtelijke oriëntatie is slechter: iemand weet de weg naar huis niet meer precies.



Problemen met plannen en organiseren


Het vermogen om te plannen en organiseren is vaak aangedaan na een beroerte.


  • Problemen met het plannen. Het is moeilijk om een doel voorop te stellen en te bepalen wat de beste manier is om dit doel te bereiken. Ze hebben moeite met het vooruit denken, anticiperen. Personen met problemen op dit gebied kunnen zich slecht organiseren. Dat heeft invloed op moeilijkere taken als de boodschappen doen, maar ook op een eenvoudige activiteit als telefoneren.


  • Moeite met meervoudige dagelijkse activiteiten zoals koffiezetten of koken. Een taak uitvoeren lukt misschien wel, maar die moet dan wel duidelijk zijn. “Zorg jij vanavond voor het eten?”, is veel te complex. Voor het eten zorgen bestaat namelijk uit verschillende deeltaken: het verzinnen van een gerecht, het recept erbij zoeken, een boodschappenlijst maken, naar de winkel gaan, omgaan met geld, het eten koken en zorgen dat dit op tijd klaar is.


  • Problemen met cognitieve flexibiliteit. Dit is het vermogen om van een standpunt op een ander over te schakelen, om verandering te tolereren, om soepel problemen op te lossen en om de aandacht van het ene op het andere te kunnen richten.



Geen inzicht in de beperkingen


Vooral mensen met een beroerte aan de rechterkant van de hersenen (en dus uitvalsymptomen links) kunnen een opvallend slecht inzicht in hun mogelijkheden en beperkingen hebben. Ze weten wel dat ze een beroerte hebben gehad, maar ervaren de beperkingen niet zoals hun omgeving. Hierdoor verloopt de revalidatie moeizaam: als iemand niet weet wat hij mankeert, kan hij er ook niet aan werken en trainen.


Deze mensen beseffen bijvoorbeeld niet dat lopen niet meer lukt zonder stok en vallen dan. Of ze zien niet in dat autorijden te gevaarlijk is.



WAT DOEN WIJ?


  • We gaan na welke executieve functies verminderd of gestoord zijn en welke invloed dit heeft op het dagelijks functioneren


  • We stimuleren het ziekte-inzicht bij de patiënt


  • We informeren de partner en de directe omgeving


  • We richten ons op het verminderen van de stoornis. De behandeling is gericht op de individuele problematiek. Er worden oefeningen gegeven ifv geheugentraining, planning en organisatie, volgehouden aandacht, het inschatten wat andere personen denken en voelen, het abstract denken,…


  • Ook wordt de patiënt en zijn directe omgeving geleerd hoe zij op een andere manier met de beperkingen kunnen omgaan.


TERUG NAAR NEUROGENE STOORNISSEN