Verbale en orale apraxie

Verbale en orale apraxie


WAT IS APRAXIE?


Onze hersenen gebruiken schema’s voor het uitvoeren van handelingen die uit meerdere onderdelen of bewegingen bestaan. Zo zijn er schema’s voor eten, lopen en aankleden. Dankzij deze schema’s weten we vanzelf in welke volgorde wij handelingen moeten uitvoeren en gaat dit vrijwel helemaal automatisch. Hierdoor kunnen we zelfs verschillende dingen tegelijk doen, bijvoorbeeld ons aankleden en praten tegelijk, want we hoeven er niet iedere keer over na te denken hoe we de handelingen moeten uitvoeren.

Iemand met apraxie heeft moeite om complexe handelingen uit te voeren.

In sommige gevallen kan een handeling wel geïmiteerd worden, maar niet op verzoek herhaald worden. Vaak lukt het beter als de handeling spontaan, zonder erbij na te denken, uitgevoerd wordt. Meestal slaagt iemand met apraxie er niet in om verkeerd uitgevoerde handelingen, of een verkeerde volgorde van handelingen, te corrigeren.



Er bestaan verschillende vormen van apraxie, maar wij bespreken hier kort de verbale –en orale apraxie.


VERBALE APRAXIE:


Bij een verbale apraxie kan het schema voor het programmeren van de spraak niet meer goed worden gebruikt. De spieren werken nog goed, maar het aansturen van de spieren geeft problemen.


Kenmerken:


  • De belangrijkste kenmerken zijn het niet-consequent herhalen, verlengen, vervangen en toevoegen van klanken.
  • Het zijn niet altijd dezelfde woorden of klanken die problemen geven. Vaak worstelt iemand om het juiste woord te kunnen produceren, merkt dat het mis gaat, worstelt opnieuw en kan op deze manier steeds verder van het bedoelde woord afraken.
  • De persoon met apraxie kan bijvoorbeeld de t -klank wel produceren in het woord ‘tafel’ en niet in het woord ‘thee’. Een tijd later kan het zijn dat het woord ‘tafel’ ook niet meer correct geproduceerd kan worden. De fouten zijn dus niet-consequent.
  • Als er meerdere medeklinkers op elkaar volgen, worden meer fouten gemaakt (bijvoorbeeld school, trap, fiets,…).
  • Men maakt meer fouten bij langere woorden (bijvoorbeeld vakantiepark, krantenwinkel,…) en bij klanken die minder vaak voorkomen.
  • Vaak kunnen woorden of klanken onbewust beter geuit worden dan op vraag. Automatische reeksen zoals tellen, liedjes, dagen van de week, versjes,…zullen daarom vaak beter uitgesproken worden.
  • Bij reflexbewegingen (zoals uitroepen van pijn) of automatische bewegingen zijn er nagenoeg geen problemen.
  • De spreker is zich bewust van zijn/haar fouten, maar is niet in staat ze te anticiperen of te corrigeren.
  • De persoon moet zoeken om lippen en tong in de juiste positie te brengen om een klank te vormen.
  • Men spreekt soms trager, zonder klemtonen en/of intonatie.
  • De ernst van verbale apraxie kan variëren van helemaal niet meer kunnen spreken tot lichte articulatieproblemen die slechts zo nu en dan optreden.
  • Verbale apraxie kan 'geïsoleerd' voorkomen, of samen met een afasie of een dysartrie.



ORALE APRAXIE: 


  • Orale apraxie komt vaak samen met verbale apraxie voor.
  • De persoon kan op verzoek geen mond-, tong-, en/of gelaatsbewegingen maken. Men kan op bevel niet fluiten, hoesten, blazen, de tong uitsteken,...
  • Als men bijvoorbeeld aan de persoon met orale apraxie vraagt om te blazen, weet hij/zij niet hoe dit moet. Maar zonder dat men iets vraagt, blaast hij/zij even later zonder problemen een kaars uit.



WAT IS DE OORZAAK?


De meest voorkomende oorzaak van apraxie is een CVA (cerebrovasculair accident), beter bekend onder de term ‘beroerte’ of ‘attaque’.


De oorzaak van een CVA is een onderbreking van de bloedvoorziening naar een deel van de hersenen. Deze onderbreking wordt veroorzaakt door een hersenbloeding of een herseninfarct.


Een herseninfarct is een afsluiting van een ader door een bloedklonter die ergens in het lichaam (bijvoorbeeld in het hart) ontstaat en uiteindelijk in de hersenen terecht komt (een embolie). De bloedklonter kan ook in het bloedvat zelf ontstaan (een trombose).


Een hersenbloeding treedt op wanneer een ader scheurt ten gevolge van een verzwakte plek in de wand.



Trombose: bloedprop vernauwt en blokkeert de slagader

 

Embolie: stolsel blokkeert slagader


Bloeding: gescheurde slagader



Andere mogelijke oorzaken van apraxie zijn bijvoorbeeld een hersentrauma ten gevolge van bijvoorbeeld een ongeval, een hersentumor of een herseninfectie.

 


WAT DOEN WIJ?


  • Via de huisarts, neuroloog of revalidatiearts wordt een patiënt naar ons doorverwezen.


  • Wij observeren en onderzoeken de spraak, de verstaanbaarheid en de mondmotoriek van de iemand met een mogelijke verbale apraxie en stellen een diagnose.


  • De persoon met apraxie en zijn familie krijgen informatie over de spraakproblemen.


  • Een optimale communicatie tussen de persoon met apraxie en de familie is een belangrijk doel in de therapie.


  • We geven gerichte behandeling. Er kunnen bijvoorbeeld oefeningen gedaan worden om de beweeglijkheid van de spraakorganen (lippen, tong, wangen, verhemelte) te verbeteren, het klanksysteem wordt bevorderd en/of verder uitgebreid,...


  • Eerst moeten gemakkelijke klanken en korte woorden terug aangeleerd worden en dan pas moeilijke klanken en lange woorden.


  • Er moet veel geoefend worden en dezelfde oefeningen moeten frequent herhaald worden.


  • Indien aangewezen zal de logopedist een ondersteunend communicatiemiddel inschakelen. De logopedist leert de persoon met apraxie en de omgeving hoe ze hiermee moeten werken.



TIPS VOOR FAMILIE EN VRIENDEN


Algemeen:


  • Niet het spreken, maar wel de communicatie moet centraal staan!


  • Tracht u aan te passen aan de nieuwe situatie die voor iedereen moeilijk is. Wees tevreden met elke kleine vooruitgang.


  • Toon begrip voor de gevoelens en de moeilijkheden die de persoon momenteel ondervindt. Laat duidelijk merken dat u hem/haar tracht te begrijpen en dat u hem/haar steunt.


  • Breng orde en regelmaat in de omgeving en bezigheden aan zodat de persoon een gevoel van veiligheid en zekerheid krijgt.


  • Neem tijd voor een gesprek. Ga zitten en maak oogcontact.


  • Blijf de persoon behandelen als een volwassene en praat ook niet over zijn/haar hoofd.


  • Spreek niet in de plaats van de persoon.



Tips die het begrijpen bevorderen:


  • Wees eerlijk en zeg het openlijk als u de boodschap niet begrepen heeft. Vraag om herhaling.


  • Zeg aan de persoon wat u denkt te hebben verstaan. Controleer of dit klopt.


  • Creëer een rustige omgeving tijdens een gesprek. Zet bijvoorbeeld de radio of televisie uit.


  • Als u de boodschap niet heeft begrepen, stel dan ja/neen-vragen, vraag aan de persoon om de boodschap op te schrijven, een gebaar te maken (dit zal vaak ook moeilijk zijn), te wijzen, traag te praten, …



Tips die het spreken stimuleren:


  • Geef hem/haar voldoende tijd om te antwoorden.


  • Houd rekening met vermoeidheid. Als de persoon moe is zal het praten moeilijker zijn.


  • Herhaal het gedeelte van de boodschap dat u wel begrepen heeft, zodat de spreker niet de gehele boodschap moet herhalen.


  • Indien aangewezen zal de logopedist, al dan niet tijdelijk, een ondersteunend communicatiemiddel, zoals een letterkaart introduceren.



WENST U MEER INFO?



TERUG NAAR NEUROGENE STOORNISSEN