Articulatieproblemen

Articulatieproblemen

WAT ZIJN ARTICULATIEPROBLEMEN?


We spreken van een articulatiestoornis wanneer kinderen niet of niet meer in staat zijn om de klanken van de moedertaal correct uit te spreken of juist te gebruiken.

 

Jonge kinderen leren stap voor stap alle klanken en het is dus normaal dat een kind op een bepaalde leeftijd nog spraakproblemen ondervindt. Een kind heeft pas een articulatiestoornis als het achterop blijft in zijn spraakontwikkeling in vergelijking met leeftijdsgenootjes.


Articulatiestoornissen worden onderverdeeld in:

 

  • Fonetische articulatiestoornissen: Eén of meerdere klanken kunnen niet juist uitgesproken worden. De motorische beweging wordt foutief uitgevoerd.

         vb. lispelen: De tong komt tussen de tanden (interdentaliteit) in plaats van achter de snijtanden. Vaak komen deze           stoornissen voor samen met afwijkend mondgedrag (zie foutieve mondgewoonten).

 

  • Fonologische articulatiestoornissen: De spraakklanken kunnen wel correct uitgesproken worden maar ze worden binnen de taalcontext niet correct gebruikt.

         vb. De /t/ wordt in woorden steeds vervangen door de /k/, terwijl de /t/ wel correct gearticuleerd kan worden.

         Ze gaan dan naar /bek/ als ze naar ‘bed’ gaan.


  • Verbale ontwikkelingsdyspraxie: Dit is een spraakstoornis die te maken heeft met de beweging. De mond wil niet op de juiste manier bewegen. Het kind heeft problemen met het programmeren, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor het spreken. Door deze stoornis zijn de klanken soms onherkenbaar of ze komen in het woord op de verkeerde plaats terecht. Het komt voor dat het kind de klank wel in het ene woord kan maken en niet in het andere. Het kan zelfs zo zijn dat een klank of woord het ene moment niet uitgesproken kan worden, terwijl het op een ander moment wel lukt. we zien de mond vaak ‘zoeken’ naar de correcte wijze om een klank te vormen. Ook andere activiteiten van de mond kunnen problemen geven zoals eten, drinken, blazen en zuigen.



WAT DOEN WIJ?


Bij de aanpak van articulatiestoornissen is de samenwerking met de omgeving (bv. ouders en school) zeer belangrijk. Eerst wordt de correcte articulatie aangeleerd binnen de therapie. Daarna moet deze ook worden toegepast binnen andere sociale situaties. Daarbij komt de hulp van de omgeving goed van pas.

De articulatiestoornissen hebben elk een andere behandeling nodig.


  • Bij fonetische articulatiestoornissen ligt de klemtoon op het afleren van de foutieve en het aanleren van de correcte motorische beweging. Met oefeningen voor de mondmotoriek worden de spieren in de mond versterkt en men leert de tong op de juiste wijze te gebruiken. Eerst wordt geleerd alleen de klank goed uit te spreken, daarna wordt de klank in lettergrepen, woorden en zinnen geoefend. Tenslotte moet de goede uitspraak gebruikt worden in het gewone spreken.


  • Bij fonologische articulatiestoornissen wordt de nadruk gelegd op de betekenis van woorden. Het kind wordt attent gemaakt op het verschil in betekenis van beide woorden (vb. bek – bed) en leert het contrast horen en voelen tussen beide woorden (k voelen we achteraan in de keel, t voelen en zien we vooraan in de mond). Pas daarna gaan we over tot uitspreken van de woorden. Hierbij merkt het kind dat het verkeerd uitspreken van een woord tot begripsverwarring leidt. Via allerlei spelletjes oefenen we deze woorden.


  • Bij verbale ontwikkelingsdyspraxie leren we het kind de spraakbewegingen aan te sturen. De bewegingen van de tong, lippen, kaken en het gehemelte worden geoefend om ze nauwkeurig te maken. Afhankelijk van de problemen in de spraakbewegingen, worden spraakklanken op een speelse manier geoefend. De spraakklanken worden apart geoefend, gekoppeld aan symbolen en/of gebaren. De oefeningen worden steeds moeilijker: eerst dezelfde klank achter elkaar, dan afgewisseld met een andere klank, dan meer dan twee klanken afwisselen. Het kind wordt hierdoor vaardiger in het sturen van de bewegingen van de mond.



Terug naar doelgroep kinderen